donderdag 30 januari 2020

Voegwoord en werkwoord

Voegwoord en werkwoord

Voegwoorden kunnen nevenschikkend en onderschikkend zijn. Ze zijn gelijkwaardig en staan als het ware naast elkaar. Een nevenschikkend voegwoord staat altijd tussen de deelzinnen in, nooit aan het begin.


Voegwoord en werkwoord

Een onderschikkend voegwoord verbindt een bijzin aan een hoofdzin, of, anders gezeg een deelzin aan een grotere overkoepelende zin. In de overkoepelende zin heeft de ondergeschikte zin dan meestal. Byvoorbeeld: Tania is siek, maar sy het skool toe gekom. Vergelyk byvoorbeeld die volgende drie sinne: Hy nog sy hou van Hans.


Zelfstandig werkwoord , koppelwerkwoord en hulpwerkwoord. Redden blijft in de laatste zin over, en is dus het hoofdwerkwoord. Hoofdwerkwoorden kunnen we overigens ook weer onderverdelen in twee soorten: zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden. Heb jij de nieuwste Harry Potter al gelezen? Taal, werkwoorden, werkwoorden algemeen.


In één zin kunnen meerdere werkwoorden voorkomen. Samen geven de werkwoorden de totale actie weer. Er zijn twee soorten voegwoorden: Nevenschikkende en onderschikkende. ALHOEWEL: Begin sin met voegwoord en werkwoord skuif na einde van die eerste sin, dus werkwoorde langs mekaar.


Hulle het ‘n lang vakansie gehad. Die kinders is uitgerus, omdat hulle ‘n lang vakansie gehad het. Learn vocabulary, terms, and more with flashcards, games, and other study tools. Je suis allé en Corse en avion, mais je suis revenu en bateau.


Ik ben met het vliegtuig naar Corsica gegaan, maar met de boot teruggekomen. Volange pérorait, avec des gestes gracieux, et Lambert hochait la tête en souriant. Volange sprak met sierlijke gebaren en Lambert knikte.


Somsverander die woordorde van ‘n sin na ‘n voegwoord. Let goed op na die leestekens. Plaas die werkwoord van Sin aan die einde en die werkwoord van Sin 2. Definition from Wiktionary, the free dictionary.


Jump to navigation Jump to search. Een voegwoord (of: conjunctie) is een verbindingswoord dat woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar kan verbinden in een nevenschikkend of een onderschikkend verband. Controleer ook of je ziet dat de twee hoofdzinnen op dezelfde manier zijn opgebouwd) 2. Vandaag gaat mijn zoontje niet naar school, want hij voelt zich niet goed. Start studying Woordsoorten. Let op: Als je zin met een voegwoord (lees: een bijzin) begint, dan heb je altijd inversie in de hoofdzin (eerste werkwoord is het 2e zinsdeel (zie 01)).


Hoewel hij niet van haar houdt, wil hij toch met jaar trouwen. Aangezien het vliegtuig vertraging ha waren we te laat. Want en Omdat zijn voegwoorden (conjuncties) Ze lijken op elkaar, maar ze zijn niet helemaal gelijk. Ik moet naar de slager en ik moet naar de supermarkt en ik moet naar de kapper! Voorbeeld: Ik heb het druk.


Maak nu de oefening hieronder. HOOFDZIN : De persoonsvorm (=eerste werkwoord ) staat op de tweede plaats a. De zin begint met het onderwerp (=subject). Ze moet vandaag veel huiswerk maken.


Inversie: de zin begint niet met het onderwerp. Of: de zin is een vraag. Verleden tijd - zwak werkwoord Verleden tijd zwak werkwoord Verleden tijd zwak werkwoord 2. Deze werkbladen bevatten uitleg en oefeningen van heel de stof.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.

Populaire posts